dinsdag 1 januari 2019

Een gelukkig 2019!

Het jaar 2018 is weer verleden tijd, zodat een moment van terugblikkend samenvatten wel weer op z'n plaats is. Het aantal nieuwe soorten in Nederland was weer eens goed, met name in het voorjaar en de winter wist ik de nodige lifers te zien. Maximaal heb ik negen nieuwe soorten bij kunnen schrijven, maar enkele zouden ook zomaar afgewezen kunnen worden. Wellicht dus dat er zes overblijven. De focus van dit jaar lag overigens niet specifiek ergens. IJsselmonde jaarlijst hadden we vorig jaar met succes bijgehouden, maar dit jaar heb ik me met name gefocust op nieuwe soorten in Nederland, Zuid-Holland en op IJsselmonde, en heb ik vrij veel vogels geringd. Sinds dit jaar heb ik dan ook mijn ringvergunning.

Maar qua nieuwe soorten begon het al vroeg met een zwartkeellijster in het Groningse Scheemda. Na tien dagen zat hij er gelukkig nog steeds zodat ik deze Siberische lijstersoort inliep nadat ik een vogel op Texel in 2009 niet zag. En het was natuurlijk een prachtige vogel!
Zwartkeellijster
Nauwelijks twee weken later is het weer raak, en nu een stuk dichterbij huis. In de Krimpenerwaard is dan namelijk een bastaardarend aanwezig. Een soort die jaren niet twitchbaar is geweest en zich gelukkig nu, na een twitch vanuit Wageningen, prachtig laat bekijken. Een gave vogel!
Bastaardarend
In april volgt wederom een twitch vanuit Wageningen. Deze keer een heuse cirlgors, welke nabij Weert op de grens tussen Limburg en Noord-Brabant zingend is ontdekt. Op de eerste middag hoor ik hem echter alleen, dus de eerste waarneming is behoorlijk slecht. Gelukkig lukt het later in juni om de vogel ook nog prachtig te zien.
Cirlgors
Net nadat ik de vierde nieuwe soort had bijgeschreven, de balkanbergfluiter in het Noord-Hollands Duinreservaat, hadden we ook nog bijna een cirlgors te pakken. Net iets te laat kwamen we daar aan helaas, maar wel dus met die balkanbergfluiter op zak. Een erg zeldzame soort die al tientallen jaren niet twitchbaar was in Nederland. En ook deze lukte weer met het OV vanuit Wageningen, dat valt toch niet tegen!

De volgende dag is het weer gelijk raak, en sta ik in alle vroegte met Arie-Willen van der Wal bij de withalsvliegenvanger in Vierhouten. Het mannetje zit prachtig te zingen en is dan een tweede nieuwe soort binnen een halve dag. Dat gaat nog weleens slechter!
Withalsvliegenvanger
Na deze twee goede soorten is het jaar weer stil, maar in de zomer duikt plotseling een sporenkievit op in Noord-Holland. Voordat we op vakantie gaan lukt het me niet om 'm te zien, maar daarna ga ik toch maar even kijken. De vraag bij deze soort is of het een ontsnapte vogel is of niet. Niks aan de vogel wijst echter op een vogel uit gevangenschap, dus wellicht wordt hij aanvaard als nieuwe soort voor Nederland.
Sporenkievit
Bij de notenkraker die in november in Wageningen opduikt is het geen vraag of het een wilde is. Een prachtige nieuwe soort, waarvan al tien jaar geen twitchbare in Nederland was. En nu dus wel weer eentje, en gelijk een hele tamme. Een prachtig beest natuurlijk, die het hele najaar al een beetje in de lucht hing omdat er beweging van notenkrakers was in Oost-Europa.
Notenkraker
Op 28 november zie ik vervolgens eindelijk mijn eerste kokardezaagbek. Misschien wel de meest dubieuze soort in Nederland, omdat de meerderheid van de exemplaren geringd is of andere tekenen van gevangenschap vertoont. Het exemplaar wat bij Bleiswijk rond zwom leek echter schoon, dusja, dan kan je 'm beter maar hebben...

En ten slotte dook begin december een opvallende 'gele kwikstaart' op in de Zegenpolder in Rhoon. Nota bene in hetzelfde akkerrandje waar ook een fitis probeerde te overwinteren. De kwikstaart was echter heel licht, met vrijwel geen geel. Het zou daarom zomaar om een oostelijke gele kwikstaart kunnen gaan. Een soort die nog nooit met zekerheid in Nederland is vastgesteld. Het DNA dat ik kon veiligstellen in veertjes door de vogel te vangen moet uiteindelijk uitsluitsel geven. Ik ben benieuwd, maar het zou dus mijn 418de soort kunnen zijn in het meest gunstige geval!
Mogelijke oostelijke gele kwikstaart
Wat betreft nieuwe soorten dus een goed jaar, alhoewel ik ook nog wat dingen gemist heb. Een scharrelaar op Texel zat net te kort voor het mooie, de excursies voor de kleine zwartkop in Friesland kwamen niet lekker uit en voor witkeel- en balkankwikstaart heb ik geen moeite gedaan omdat het waarschijnlijk ondersoorten worden. Twee soorten dipte ik nog wel jammerlijk, namelijk een roodoogvireo op Texel, die drie kwartier voor onze komst uit beeld verdween voor die dag, en de kuhls pijlstormvogel die van Den Haag tot in België langs de kust vloog. Twintig minuten na de melding langs Den Haag zag ik het pas, en kwam zo vijf minuten te laat aan op de Maasvlakte om de vogel op te pikken. Toen er niet voor gekozen om door te rijden naar Westkapelle, daar had ik 'm eventueel nog heel eenvoudig op kunnen pikken. Tja, achteraf is het mooi praten...

Verder ben ik in 2018 niet veel buiten IJsselmonde geweest. Een jaarlijst van 251 soorten laat dat ook wel zien, waarbij ik soorten miste als wilde zwaan, nachtzwaluw, kwartel, dwerggans en krombekstrandloper, om maar wat te noemen. Buiten IJsselmonde en Zuid-Holland zag ik naast mijn nieuwe soort eigenlijk niks bijzonders. Alleen nog een Humes bladkoning in Sint-Oederode, grote kruisbekken bij Zeist en roodkopklauwier en bijeneters in Limburg.
Roodkopklauwier
Tijdens de weinige uren buiten IJsselmonde vond ik overigens nog wel een overvliegende steppekiekendief bij Meijendel en een witbuikrotgans, midden in de zomer, op Terschelling.
Steppekiekendief
Witbuikrotgans
De Zuid-Hollandlijst houd ik ook al enige jaren bij, maar dit jaar was het wat mager. Naast de eerder genoemde bastaardarend en kokardezaagbek kon ik alleen witkopgors bijschrijven. Een exemplaar zat rondom Ouddorp in de winter en liet zich toch wel bijzonder fraai bekijken! Verder was het qua soorten echt slecht, dus wie weet dat volgend jaar weer wat meer geplust kan worden op de provincielijst!
Witkopgors
Op IJsselmonde ging het wat dat betreft met zeven nieuwe soorten helemaal niet onaardig dit jaar. In april begon het echter pas, maar wel gelijk met een toch wel lang verwachte soort. Op 25 april werd namelijk een strandplevier gevonden in de Crezéepolder. Een steltloper die toch wel jaarlijks in de buurt wordt gezien, met name de Biesbosch, maar na de jaren '80 niet meer op IJsselmonde werd vastgesteld. Tot dit prachtige exemplaar dus!
Strandplevier
En nota bene was het de volgende dag gelijk weer raak, eigenlijk zelfs dezelfde dag al. Wat op 26 april werd duidelijk dat op 25 april in Heerjansdam een Iberische tjiftjaf zat te zingen. Een soort waarvan jaarlijks een enkeling in Nederland verzeilt raakt, en nu dus op IJsselmonde. Ze duiken altijd op willekeurige plekken op in het land, zo lijkt het, en nu dus bij ons. Niet onaardig!

Exact een week later is het weer raak en kan ik mijn 250ste soort op IJsselmonde bijschrijven. Deze keer een echte inhaler: een grauwe klauwier! De oudere fanatiekelingen zagen die al in 2006 op IJsselmonde, maar later was nooit meer een twitchbare aanwezig. Nu dus wel, en gelijk een prachtig mannetje in Barendrecht. Schitterend! Het wordt helemaal mooi als een half uurtje later ook een vrouwtje wordt ontdekt, maar dan in Polder Sandelingen! Uiteraard wil ik die ook zien, maar te gek voor woorden: 12 jaar niet en dan twee in een half uur... En in het najaar komt ik er zowaar nog eentje tegen in de Zegenpolder, het kan niet op...
Grauwe klauwier
Grauwe klauwier
In juni duikt vervolgens de vierde nieuwe op voor het jaar. Een woudaapje! Toch wel enigszins een verwachte soort, omdat onder andere al twee keer een dode was gevonden. Deze leefde gelukkig en zat te roepen in de rietkragen rond de Gaatkensplas. Een prachtig exemplaar en een fijne nieuwe voor de lijst!

Het hele jaar had ik dus nog geen nieuwe soort voor mezelf gevonden, maar gelukkig lukte dat toch nog. In september, toen ik veel bezig was in de Zegenpolder, vond ik namelijk een drietal morinelplevieren. Na vrijwel dagelijks goudplevieren over de polder te zien vliegen landden dit drietal gelukkig gelijk. Ze bleven uiteindelijk vier dagen rondhangen. Prachtige vogels die toch ook wel de waarde van de Zegenpolder laten zien!
Morinelplevier
Daarna viel het najaar echter tegen, en goede nieuwe soorten op het eiland bleven uit. Ondanks dat wist ik toch nog twee nieuwe soorten te zien, en wel op een bijzondere manier. De eerste was een zwarte zee-eend die op 15 september vanaf Bergambacht vliegend naar het westen was gezien, over de Lek richting Ridderkerk dus. Na een rappe fietstocht en veel geluk wisten we deze vogel nog te zien toen hij over IJsselmondse wateren de Nieuwe-Maas op vloog. Op 4 december gebeurde exact hetzelfde, maar toen van telpost De Horde, en toen waren het twee grote zee-eenden! Een hele nieuwe soort voor het eiland en toen was ik maar net op tijd! Maar wel met een hele fraaie nieuwe soort, nr. 254 voor de IJsselmondelijst!
Grote zee-eenden
Ook de meeste zaterdagen bracht ik al vogelend op IJsselmonde door, wat dus ook nog wel andere leuke zeldzaamheden opleverde. Totaal bracht het me ook op een jaarlijst van 190 soorten op het eiland, wat 'slechts' de vierde plaats was dit jaar. En dan te bedenken dat het mijn tweede hoogste aantal ooit is in een jaar, na vorig jaar met 208 soorten... Dan is er toch wel wat veranderd de laatste jaren.

Bij die 190 zaten dus ook nog wat andere leuke hoogtepuntjes, zoals eindelijk een prachtige roodkeelpieper in het voorjaar! Een exemplaar liep enkele dagen rond in de Crezéepolder en liet zich schitterend bekijken. Totaal zag ik overigens maar liefst drie roodkeelpiepers op IJsselmonde dit jaar, een goed jaar!
Roodkeelpieper
Een duinpieper was tevens een goede voorjaarssoort en eindelijk een exemplaar dat ik zelf wist te vinden. En lekker onverwachts, want in het voorjaar zien we ze bijzonder weinig. Overigens vond ik voor dit jaar ook nog nooit een bladkoning op IJsselmonde, en nu gelijk twee, waaronder eentje vanuit mijn kamer. Niet gek!
Duinpieper
De soorten die je zelf vindt zijn natuurlijk altijd het leukste, dat blijft voor mij toch wel een kick om na lang zoeken iets goeds te vinden. Zo dook in december nog een Siberische tjiftjaf op, zag en hoorde ik in september nog pas mijn tweede ortolaan op IJsselmonde overkomen, blunderde ik met Matthieu Plaissier tegen twee fraaie porseleinhoentjes aan, zag ik onverwachts een kleine rietgans en vlogen natuurlijk nog de nodige krentjes over. Voor mij was dit jaar daarvan een luid roepende Europese kanarie wel de beste soort!
Kleine rietgans
Porseleinhoen
Andere leuke soorten die opdoken waren nog een zwarte ibis in het Waalbos, kanoeten en kleine strandlopers in de Crezéepolder en weer een fraaie oeverpieper langs de rivier. Op de Big Day in het voorjaar op IJsselmonde zien we als team 116 soorten. Geen record (staat op 117) en helaas ook geen spectaculaire vondsten of iets dergelijks. Desalniettemin wel weer een mooie dag natuurlijk!
Kanoeten
Zwarte ibis
Naast het vele 'los' vogelen hebben we dit jaar met een aantal vogels ook alle buitendijks gebieden langs de Oude-Maas geteld. Europees gezien zijn dat zelfs uiterst unieke ecosystemen, met veel getijdeverschil. En dat zorgt ook voor veel mooie soorten! Zo broedden er veel gekraagde roodstaarten, matkoppen en vooral ook veel spechten. Zelfs zes territoria van kleine bonte spechten kunnen we vaststellen! En dat terwijl pas de laatste jaren waarnemingen zijn van deze soort in deze gebieden... En ook een aantal havikhorsten zijn aanwezig, net als appelvinken, boomklever, veel cetti's zangers, kneuen en een enkele spotvogel. Wat mij betreft zijn dit dé gebieden van IJsselmonde...
Havik
Kleine bonte spechten
Ook in het Waalbos ben ik veel geweest voor het wel en wee van de weidevogels aldaar. Dit recreatiegebied in ontwikkeling herbergde weer vele paartjes. Tientallen kieviten, twaalf tureluurs, twee kleine plevieren en als klap op de vuurpijl maar liefst vier paar veldleeuweriken! En dat terwijl de soort van IJsselmonde verdwenen was! Hopelijk kunnen ook de komende jaren deze vogels daar nog tot broeden komen, ondanks dat het bos hoger gaat worden.
Veldleeuwerik
Naast dit 'gevogel' heb ik afgelopen jaar ook mijn ringvergunning gehaald. Met succes heb ik examen gedaan bij VRS Castricum op een dag met eigenlijk alleen kramsvogels, maar desalniettemin wel geslaagd natuurlijk. Ook in Meijendel ben ik nog een aantal keer geweest, wat o.a. nog een wulpen, kievit, cetti's zanger, ransuil, sperwergrasmus en draaihals opleverden. Geen slechte soorten!
Wulp
Sperwergrasmus
Ransuil
Kievit
Draaihals
Cetti's zanger
Kramsvogel
Verder bezocht ik dit jaar nog ringbaan Westenschouwen, waar men nog met lokvogels werkt, en ging ik nog mee om visdieven te ringen in de Grevelingen. De meeste tijd m.b.t. het vogels ringen bracht ik echter door in de Zegenpolder, waar ik voor mijn thesis onderzoek deed naar insecteneters. En dat leverde leuke vangsten op, ook wat betreft andere vogels. De velduil die ik 's nachts ving spant wel de kroon, maar ook kwam een ransuil in het net, diverse paapjes, tapuiten (waaronder een Groenlandse!), blauwborsten, roodborsttapuiten, waterpiepers, wintertalingen, veldleeuweriken en in de winter zelfs een fitis en de mogelijke oostelijke gele kwikstaart natuurlijk.
Paapje
Blauwborst
Groenlandse tapuit
Ransuil
Velduil
Veldleeuwerik
Wintertaling
Langs de Devel ben ik daarnaast begonnen met mijn eigen RAS-project met waterpiepers. Daar slapen 's winters tientallen waterpiepers in het riet, een soort waar we maar weinig van weten en die nauwelijks geringd worden. Na een paar avonden heb ik nu toch bijna tien exemplaren kunnen ringen, en het leverde ook een terugvangst op van een Belgische cetti's zanger. Een spectacularie vangst (pas de derde in Nederland), die de gedachte toch wel wijzigt dat we alleen maar vogels uit de Biesbosch hebben...
Waterpiepers
Het aflezen van ringen doe ik uiteraard ook nog steeds, en dan met name meeuwen. In Rotterdam-Zuid hebben we dan ook wat mooie afleesdagen qua kokmeeuwen, zoals op 8 februari en 24 febrauri. Verder lees ik nog de nodige grutto's en kemphanen af in de Crezéepolder, enkele lepelaars, wat pontische meeuwen (waaronder twee uit Tsjechië), scholeksters op Terschelling en natuurlijk veel kleine mantel- en zilvermeeuwen uit de Rotterdamse havens. De leukste aflezing van het jaar was voor mij wellicht pontische meeuw Y-HC230 uit Wit-Rusland, die op oudejaarsdag in de haven van Stellendam aanwezig was. Deze zag ik eerder in Ambacht en Rotterdam, wat wil je nog meer!
Tsjechische pontische meeuw W-279:U
Poolse pontische meeuw Y-P:088
Friese kemphaan
En naast al die vogeltjes kregen natuurlijk ook andere beestjes nog de aandacht. Na twee jaar zonder nieuwe libellensoorten was het dit jaar namelijk raak, met gelijk twee nieuwe: oostelijke witsnuitlibel en kleine tanglibel. Die laatste was de eerste keer dat ik een libel twitchte met het openbaar vervoer, maar dat werkte uitstekend. Een prachtige soort die nu (na jaren afwachten) eindelijk een populatie in Nederland lijkt te hebben. De oostelijke witsnuitlibel was voor het eerst sinds jaren weer 'twitchbaar', nadat jaren geleden de resterende populatie uit Friesland verdween. Overigens mistten we dit jaar nog noordse glazenmaker, dus dat is nog een makkelijke inhaler. En zadellibel ook overigens, waar dit najaar een heuse influx van plaatsvond.
Oostelijke witsnuitlibel
Kleine tanglibel
Naast deze nieuwe soort zag ik ook nog enkele zeldzaamheden die het noemen waard zijn. Zo hadden we nabij Winterswijk prachtige hoogveenglanslibellen, een soort die ik nog maar heel slecht had gezien. Daarnaast ging het ook op IJsselmonde 'los' toen eerst sierlijke witsnuitlibellen werden gevonden, en we later ook nog de eerste venwitsnuitlibel voor het eiland vonden. Verder zijn de aantallen vuurlibellen hard toegenomen op het eiland, zodat ik die ook eindelijk kon bijschrijven. Op de Sophiapolder waren per slot van rekening ook dit jaar eindelijk de blauwe breedscheenjuffers twitchbaar. Een soort die al vaker daar werd gezien, maar uiterst lastig bleek te zijn. Al met al een goed jaar dus voor libellen! 
Hoogveenglanslibel
Venwitsnuitlibel
Sierlijke witsnuitlibel
Blauwe breedscheenjuffer
Vuurlibel
Qua vlinders was het overigens niet veel slechter. Tijdens het rondje voor de oostelijke witsnuitlibellen zag ik in Winterswijk namelijk mijn eerste grote vossen. En dat samen met keizersmantels, iepenpages, kleine ijsvogelvlinders en een grote weerschijnvlinder. Dat kan slechter... Later in het jaar doken verspreid door Nederland ook resedawitjes, waarbij de herkomst nog niet te bepalen is. Wel zag ik er een aantal in Overijssel, want een nieuwe soort is het in ieder geval! Even afwachten wat het DNA van gevangen exemplaren prijs gaat geven. Op IJsselmonde doken later in de zomer ook nog eens gele luzernevlinders en hier en daar koninginnepages op, waar ik er ook nog eentje van zag. Keizersmantels werden overigens ook gezien, maar helaas niet door mij.
Grote vos
(Oostelijk) Resedawitje
Gele luzernevlinder
Wat vliegende beesten betreft waren er dit jaar ook nog sprinkhanen, en zelfs een nieuwe voor mijn Nederlandse lijst: weidesprinkhaan. Vroeg in de zomer wordt al een exemplaar gevonden in Overijssel, maar in oktober blijkt zelfs een populatie van deze 'uitgestorven' soort aanwezig te zijn. Toch gaaf om weer 's een sprinkhaan toe te kunnen voegen aan het lijstje. Overigens zat daar ook nog een boomkrekel te zingen. Op IJsselmonde vond ik daarnaast nog een nieuwe populatie gouden sprinkhanen op de Sophiapolder en waren daar ook tal van greppelsprinkhanen aanwezig. Een goed jaar!
Weidesprinkhaan
Gouden sprinkhaan
Naast al dat vliegende spul waren de larven van een vuursalamander één van de laatste nieuwe amfibiëen die ik nog kon zien. Dit jaar zal ik nog proberen om knoflookpad, vroedmeesterpad en vinpootsalamander op te zoeken.
Vuursalamander (larve)
En nog planten natuurlijk. Met name een vak op Terschelling gaf een flinke boost aan mijn lijst en enthousiasmeerde me om meer naar planten te kijken. Uiteindelijk zag ik 129 nieuwe soorten dit jaar, waarbij toch wel enkele fraaie en zeldzame soorten zitten. Hieronder nog een kleine selectie.
Bezemdophei
Walstrobremraap
Kleverige ogentroost
Stekende bies
Dennenorchis
Ten slotte ben ik dit jaar ook nog twee keer in het buitenland geweest. In februari heb ik een Winter School gedaan in Finland, wat leuke soorten opleverde als grijskopspecht, hazelhoen, auerhoen, waterspreeuwen, korhoenen, zeearend, pestvogels en een otter! Van de zomer waren we in Schotland, wat ook nog wel leuke soorten opleverde in de hooglanden. Met onder andere sneeuwgorzen, steenarenden, fraters, alpensneeuw-, kor- en schotse sneeuwhoenen, waterspreeuwen, papegaaiduikers en nog veel meer was dat heel vermakelijk!
Grijskopspecht
Waterspreeuw
Pestvogel
Noordse stormvogel
Sneeuwgors
Alpensneeuwhoen
Kuifaalscholver

Uiteindelijk leverde dit bovenstaande in de update van de volgende lijstjes:
Levenslijst: 417 soorten (excl. kokardezaagbek en oostelijke gele kwikstaart)
Jaarlijst 2018: 251 soorten (excl. kokardezaagbek en oostelijke gele kwikstaart)
Zuid-Holland 2018: 219 soorten (excl. kokardezaagbek en oostelijke gele kwikstaart)
IJsselmonde 2018: 190 soorten (excl. oostelijke gele kwikstaart)
Zuid-Hollandlijst: 344 (excl. kokardezaagbek en oostelijke gele kwikstaart)
IJsselmondelijst: 254 soorten (excl. oostelijke gele kwikstaart)
Hendrik-Ido-Ambachtlijst: 214 soorten (incompleet)
Tuinlijst: 113 soorten
Eeuwige maandlijst: 2786 punten

Sprinkhanen: 41 soorten
Dagvlinders: 66 soorten (excl. resedawitje)
Libellen: 65 soorten
Planten: 909 soorten

Alle lezers een gelukkig en vogelrijk 2018 toegewenst!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten