zondag 1 januari 2023

Een vogelrijk 2023 gewenst!

Terugkijkend naar 2022 valt er weer genoeg te memoreren qua hoogtepunten. Veel tijd besteedde ik aan lokale ringprojecten die (zeker in de winter) het grootste deel van mijn tijd opeisten; de waterpiepers, houtsnippen én bokjes blijven boeien. Uiteraard vielen er afgelopen jaar gelukkig ook nog enkele soorten te twitchen en waren er in tegenstelling tot 2021 ook weer lokaal (op IJsselmonde) diverse nieuwe soorten bij te schrijven. Kortom, het was met het jaar weer wel! 

Om de structuur er in te houden beginnen we maar even met het oplepelen van de nieuwe soorten voor mij Nederlandse lijst. Dat begon half februari tot een zanggors werd gemeld op de grens met Nederland en België, in Zeeuws-Vlaanderen. Op de 14e uiteindelijk pas een poging gewaagd toen de vogel ook daadwerkelijk de grens was gepasseerd, wat resulteerde in een dipje op het laatste moment van de dag. De volgende ochtend kwam het gelukkig gelijk goed toen deze Noord-Amerikaanse dwaalggast Nederland invloog. Gave soort en mooi begin van het jaar! 

Zanggors

Misschien wel de soort voor mij dit jaar was de ringsnavelmeeuw op 24 maart, die de hele winter in België had gezeten. Deze (weer Noord-Amerikaanse) soort ontbrak nog steeds op mijn lijst in tegenstelling tot de meeste vogelaars. De vogel was gezenderd en dus op afstand te volgen, zodat toen die op de 23ste opeens naar het noorden vloog nauw op de voet werd gevolgd. De vogel doorkruiste Nederland om uiteindelijk vlakbij de Duitse grens in De Bijland de nacht door te brengen. Op de gok toch maar een poging gewaagd (want als je thuis blijft zie je 'm zeker niet), en dat resulteerde zowaar op een wonderlijke herontdekking van deze schitterende meeuw. Hij foerageerde ruim een half uurtje op een weiland op kilometers van de slaapplaats, waar ik toevallig langskwam. Schitterend natuurlijk en zo'n actie levert toch veel voldoening op, net zoals dat vorig jaar bij de schreeuwarend het geval was. 
Ringsnavelmeeuw

Bij de volgende zeldzaamheid was ik wat minder aanvallend, maar dat hoefde gelukkig ook niet. In Garderen werd een huismus gemeld met wel heel veel kenmerken voor Italiaanse mus. De vogel bleek gepaard en actief met nestbouw, dus enkele dagen na de ontdekking kon ik 'm bijschrijven toen hij rustig onder de dakpannen kroop op het einde van de dag. Of het daadwerkelijk een Italiaanse mus betreft moet het DNA nog uitwijzen, we wachten wel af... 

Toen duurde het pas weer tot oktober voor er wat bij geschreven kon worden. Dat lag ook wel aan mezelf, want tijdens twee kansen om scharrelaar bij te schrijven faalde ik. Met wat meer wilskracht dan een wat gelaten 'het is maar een scharrelaar-instelling', hadden pogingen in de Biesbosch en in de Kennemerduinen ongetwijfeld positiever afgesloten. Maar helaas, ik heb wél mensen gezien die een scharrelaar zagen, maar ja, dat telt niet... Oktober dus, toen ik op 15 oktober na wat wikken en wegen toch maar besloot om na de wintertelling 'even' naar Texel te kachelen waar een 'oostelijke gele kwikstaart' was ontdekt. Wat aan de vogel te zien en te horen was klopt voor een oostelijke (onder)soort voor gele kwikstaart, maar het is natuurlijk de vraag of dit exemplaar zonder DNA telbaar gaat zijn. De vogel van Rhoon uit 2018 heeft wel laten zien hoe ingewikkeld het kan zijn en dat er een aanzienlijke overlap is tussen westelijke en oostelijke gele kwikstaarten. De vogel van Texel heeft op uiterlijk en roep overigens wel betere papieren dat het Rhoonse geval. 

'oostelijke gele kwikstaart'

Maar in oktober dook er ook nog een heuse dwaalgast uit het hele verre oosten op in Drenthe: geelbrauwgors! De vrijdagmiddag was de vogel niet meer te halen, maar op zaterdagochtend liet hij zich met vele medevogelaars schitterend foeragerend in de berm bewonderen. Fijne twitch! 

Geelbrauwgors

En in november kwam het uiteindelijk toch nog goed met een inhaler, maar nu een andere dan scharrelaar: alpenheggenmus. In het Verenigd Koninkrijk waren er al twee opgedoken als gevolg van een zuidelijke stroming dit najaar. Ook in Nederland waren al twee meldingen, maar die waren beiden niet twitchbaar. Het geval in Middelburg dipte ik ook nog. In Ouddorp kwam het uiteindelijk goed, waar deze fraaie soort uit de Alpen zich goed liet bekijken, rustig foeragerend in de duinen. Overigens was daardoor het najaar nog steeds niet helemaal goed gekomen, want de kater van de verdronken geelsnavelkoekoek op 12 oktober bij de Maasvlakte had wel lenige naweeën. Dat had wel de soort geweest, als, als, als. Het mocht niet baten (voor mij), maar als een soort één keer kan... 
Alpenheggenmus

De vijf nieuwe soorten brachten mijn Nederlandse lijst naar 444 soorten, mits kokardezaagbek, Italiaanse mus, geelbrauwgors en oostelijke gele kwikstaart aanvaard worden. Dat moeten we dus maar nog zien... Bovendien gingen er ook weer enkele gevallen af dit jaar, zoals de jufferkraanvogel en monniksgier van 2021, helaas... 

Wat ik verder qua zeldzaamheden in Nederland heb gezien in 2022 was erg beperkt. In Utrecht lag in mei één keer een Amerikaanse goudplevier op de route en in de winter de aldaar overwinterende dwergaalscholver. Op de terugweg van de geelbrauwgors zag ik weer eens grote kruisbekken bij Elspeet en in juni leverde een leuk rondje door Limburg nog een aldaar zingende withalsvliegenvanger op. Een hele mooie soort natuurlijk. Verder waren het nog wat sporadische zeldzaamheden, zoals een roodpootvalk tijdens de eerste dip naar een eleonoar's valk bij Bentwoud (er volgde later nog een dip op Texel), de fraaie grote burgemeester van Vlissingen en zomaar een raddes boszanger op de Maasvlakte. Nouja, zomaar, ik was er net 5 minuten ervoor langsgelopen (zonder het te zien of horen voor de duidelijkheid), dus ik was de eerste, maar had hem natuurlijk liever zelf ontdekt. Dit najaar ben ik dan ook nog wel een paar keer op de Maasvlakte geweest voor het vinden van zeldzaamheden. Dit jaar kwam ik daar niet verder dan een ortolaan, wat bladkoningen, roodpootvalk en twee draaihalzen. 

Amerikaanse goudplevier

Withalsvliegenvanger

Van het voorjaar blunderde ik overigens op Zuid-Beveland tegen een groepje morinelplevieren aan. Dat was wel een aangename verrassing en het zeetrektellen dit najaar was zeker in september ook goed met diverse kleinste jagers, een vaal stormvogeltje en een mooie rosse franjepoot. Voor de Zuid-Hollandlijst viel verder ook niet veel te twitchen, want naast de alpenheggenmus was alleen de overwinterende grauwe gors van de Driemanspolder bij Zoetermeer nieuw voor die lijst. De naam van dat gebied viel dit jaar overigens verrassend vaak, maar naast wat andere zeldzaamheden doken daar ook een bobolink én een siberische lijster op, die tot teleurstelling van velen én pas te laat werden doorgegeven én ook niet meer konden worden teruggevonden. Wat dat betreft had het jaar nog wel wat beter gekund... 
Morinelplevier

Grauwe gors

En dan tenslotte nog IJsselmonde. Waar ik in 2021 het hele jaar geen enkele nieuwe soort kon bijschrijven, begon het nu al op 7 januari. Op de Gaatkensplas werd namelijk de ijseend van de Nieuwe Driemanspolder (daar heb je 'm weer) ontdekt. Deze soort die normaliter sterk aan de kust gebonden is bleef een kleine middag, ruim voldoende voor mij gelukkig om hem te zien. Een mooie nieuwe soort voor de IJsselmondelijst. 
IJseend

Eind februari was het weer raak, weer een zeesoort die verdwaald is, maar nu een roodkeelduiker. Ik was net begonnen aan een heerlijk rustig dagje werken in Limburg toen deze soort werd ontdekt in het Zuiderpark, in Rotterdam-Zuid. Vermoedelijk het land ingewaaid op de voorafgaande dagen toen het stormde, maar nu zwom die dus verzwakt in het parkje rond. Ik kon gelukkig op tijd terugkeren om de vogel te zien, die uiteindelijk een paar dagen later in het vogelasiel doodging. 

Roodkeelduiker

Mijn derde en laatste nieuwe soort voor mijn IJsselmondelijst was een hop in het Waalbos. Een langverwachte soort voor mij, waarvan ik de twitchbare van Ridderkerk mistte toen ik net een weekje in Wageningen studeerde en niet terug kon. Nu dus toch goed gekomen, want de ochtend na de avond dat hij was ontdekt (toen kon ik net) zag ik 'm in m'n eentje rustig aan komen flappen vanuit de Wevershoek om weer in het Waalbos te gaan foerageren. Fraaie soort en mijn 264ste voor de IJsselmondelijst. Meer soorten kon ik dit jaar helaas niet bijschrijven en het najaar is ook dit jaar weer stilletjes verlopen.
Hop

Dat betekent natuurlijk niet dat er verder niets te zien was op het eiland, in tegendeel. Een grote zee-eend langs de Devel liet zich dagen schitterend zien, maar was voor mij niet nieuw. Het voorjaar was verder dus tamelijk rustig met nog een draaihals, wat zeearenden en ik vond nog een groepje drieteenstrandlopers en een fraaie witoogeend. Tegen deze laatste blunderde ik aan tijdens het kievitonderzoek, een mooi ongeringd mannetje die een dag later in (ja, daar is 'tie weer) de Nieuwe Driemanspolder opdook. Toch nog best een goede soort voor 't eiland! 

Grote zee-eend

Witoogeend

In de zomer trof ik nog een duo geoorde futen in het Waalbos, waarna augustus leuk begon met veel fluiters op het eiland. Of dit nou een gevolg was van een uitzonderlijk jaar of dat er voor het eerst in de goede periode veel en goed is gezocht moet volgend jaar maar blijken, voor nu was het in ieder geval +1 voor mijn H.I.Ambachtlijst (nu op 224 soorten). Een roodpootvalk bij de Rhoonse grienden liet zich vervolgens uitzonderlijk goed bekijken, en op de dijk aldaar ving het jonge dier vele veldmuizen. 

Roodpootvalk
Na deze fraaie nieuwe soort voor de IJsselmondelijst van velen, was oktober gewoon saai te noemen. November was traditiegetrouw beter toen er weer een bruine boszanger opdook in Polder Sandelingen (die ik zowaar eens twitchte), waarna we dezelfde middag nota bene tegen een heuse sneeuwgors aanblunderde die van hoog voor ons in kwam vallen. Het kan slechter! Na eerder dit najaar alleen hoorwaarnemingen gehad te hebben van ijsgors en Europese kanarie was het prettig om een zeldzaamheid ook eens te zien. De tuinlijst groeide dit jaar naar 108 soorten met als hoogtepunten een zwarte wouw in juni en een fraaie rode wouw in december. De IJsselmonde Big Day wonnen we dit jaar weer eens met 113 soorten! 

Naast deze lijstjes en nieuwe soorten hield ik me ook weer veel bezig met ringen dit jaar. In het broedseizoen kon ik weer veel kievitskuikens in Rhoon ringen en zagen we ook weer jongen uit voorgaande jaren terugkeren, erg leuk en informatief onderzoek! Ook in de Zwijndrechtse Waard heb ik dit jaar de akkervogels aardig in beeld gebracht, iets om de komende jaren ook nog verder voort te zetten. Overigens waren er dit jaar ook opvallend veel kwartels in het Waalbos en ook in Rhoon was een enkele territoriale vogel present. Het lukte zowaar ook om van deze interessante soort twee exemplaren te vangen en te ringen, net zoals ook een koekoek het nest wist te vinden. 
Kievitkuikens GNO7 en GNO8

Kievit GAO8 was helaas ook dit jaar niet succesvol

Kwartel

Jaarlijks tel ik naast mijn broedvogeltellingen voor het werk ook nog gebied op IJsselmonde voor broedvogels. Dit jaar was het akkergebied tussen de Langeweg en rangeerterrein Kijfhoek aan de beurt. In dit gebied staat een project met zonne-energie gepland, dus het kon zeker geen kwaad om nu vast een 0-meting te doen zodat we in ieder geval weten wat er nu zit qua broedvogels. De leukste verrassing was wel een territoriale grauwe vliegenvanger, maar ook veel holenduiven, een torenvlak en nog een paartje ringmus waren leuk! 

Grauwe vliegenvanger

Ook waren de kuikens op de Sophiapolder weer aan de beurt. Tientallen jonge kluten, visdieven en stormmeeuwen konden we ringen, waarvan de eerste jonge kluut alweer is afgelezen in Engeland. Blijft leuk, zeker ook omdat de eerste gekleurringde kluten als adult nu weer opduiken en er zo ook eentje in de Crezéepolder een broedpoging deed. Overigens mislukte daar het seizoen volledig, wat ze op de Sophiapolder gelukkig later nog redelijk konden herstellen. 

Jonge kluten

'Eigen' geringe kluut die ik tegenkwam bij Spijkenisse

In Ambacht mocht ik  voor mijn werk huismussen kleurringen, om die te volgen nadat hun huidige woonplaats gesloopt zou worden. De sloop is ondertussen in volle gang en het is interessant om te zien hoe de mussen zich nu bewegen! Mooi werk! 

Huismus Bm/RW

In de wintermaanden was ik druk met het ringen en aflezen van waterpiepers. Nu er steeds meer geringd zijn lukt dat steeds beter en begint tot leuke resultaten te leiden. De meeste vogels doen op het oog niet zoveel in de winter en vliegen de hele tijd van slaapplaats daar dezelfde percelen, andere vogels zwerven meer, maar de verste aflezing is nog maar tot op enkele kilomters van de ringplek. Dat moet nog verder kunnen... 
Waterpieper GNN (links) en BNN. Let op het grootteverschil (rechts is een mannetje)

Waterpieper R/BNN

Ook kon ik weer veel houtsnippen en bokjes ringen, het dazzelen 's nachts gaat gelukkig nu efficiënt wat tot de eerste terugvangsten leidt en ook is er al een terugmelding uit Rusland. Uiteindelijk zal ik de komende tijd de resultaten verwerken in een artikel, omdat van houtsnippen nog maar weinig bekend is in Nederland en ze o.a. zwaar in aantal onderschat worden.


Houtsnip, watersnip en bokje

Dat is ook het geval met bokjes, zodat we daar dit najaar ook mee zijn begonnen en tegen de verwachting nu op het eind van het jaar bijna 130 exemplaren hebben geringd. Dat is al meer dan het aantal wat jaarlijks in Nederland wordt geringd... 

Bokjes

Bokje en waterpieper

Variatie tussen bokjes

Verder zijn er natuurlijk ook weer bijvangsten of incidentele vangpogingen, wat liefst twee keer een velduil opleverde in de Zegenpolder (de derde al daar) en een porseleinhoen. Ook soorten als wintertaling, witgat en waterral kon ik van een ringetje voorzien. 

Velduil

Slobeend

Koekoek

Porseleinhoen

In Meijendel voorzag ik dit jaar weer niet zo heel veel vogels van een ring, de afstand blijft toch een dingetje om daar met grote regelmaat te komen. Desalniettemin leverde enkele bezoeken aan het ringstation in de duinen leuke soorten op als draaihals, goudvink, spotvogel en sperwer. 
Sperwer

Goudvink

Uiteraard kwam ik zo nu en dan ook nog geringde vogels in het veld tegen. In het voorjaar en eind van de zomer kon ik diverse grutto's aflezen rondom Ambacht, altijd een leuke bezigheid omdat zeker de volwassen vogels jaarlijks van dezelfde plekken gebruik maken om op te vetten. Hier en daar kwam ik nog wat geringde kokmeeuwen tegen, maar de leukste aflezing van het jaar waas wel een geringde roodborsttapuit uit Schotland. Pas de eerste aflezing van een aan-de-overkant-van-het-kanaal-geringde roodborsttapuit in Nederland! 

Schotse roodborsttapuit RN/W(A)

Naast vogels besteedde ik uiteraard ook nog wat aandacht aan andere soortgroepen. Het teamuitje in april in Limburg leverde bijvoorbeeld vale vleermuizen op in het Schimperbos bij Vaals, terwijl we tijdens onze vakantie in Bemelen werden verrast door een ingekorven vleermuis onder de parasol. 's Avonds zag ik toen nog grijze grootoorvleermuizen uitvliegen uit de kerk van Bemelen, een mooi gezicht! Later in de zomer zag ik nog een bosvleermuis op de Veluwe. Over het algemeen zijn de andere zoogdieren toch wat leuker, zoals hazelmuis die ik zag in de zomer op de Vaalserberg. Een nachtelijke zoektocht naar wilde kat in januari leverde helaas niet die gewilde soort op, maar wel zagen we nog een steenmarter en vele dassen. Ook op IJsselmonde kwam ik nog twee keer steenmarter tegen, die soort lijkt het goed te doen. 

Ingekorven vleermuis

Hazelmuis

Tijdens het teamuitje in april zag ik ook voor het eerst vroedmeesterpad. Mijn lijstje reptielen en amfibieën in Nederland is daarmee compleet, mooi! Op het gebied van vlinders en libellen zag ik weinig bijzonderheden, in Limburg bleek staartblauwtje op sommige plekken algemeen en op de Veluwe blunderde ik nog tegen wat bosparelmoervlinders aan. Vliegende herten waren daar echter nog mooier! 
Vliegend hert

Voor wat sprinkhanensoorten deed ik dit jaar weer wat meer moeite. In IJmuiden zag ik weer locomotiefjes op één van de twee populaties in Nederland. In Limburg genoot ik nog weer even van rosse sprinkhanen op het talud in Walem en ontdekte ik nog weer een zingende lichtgroene sabelsprinkhaan. Deze soort neemt toch langzaam meer toe in Limburg. Op IJsselmonde doken daarnaast nog zowel spoorkrekel als grote spitskop op, landelijk gezien behoorlijke zeldzaamheden waarvan spoorkrekel eigenlijk alleen voorkomt op station Ede-Wageningen. Grote spitskop is daarentegen met een opmars bezig en zo vond ik dit jaar ook nog een exemplaar in Rockanje. Een mooie soort! 
Grote spitskop

Spoorkrekel

En dan waren er nog de planten. Vorig jaar was ik er wat klaar mee, dit jaar weer eens wat gas gegeven en zo 76 soorten toe kunnen voegen aan mijn lijst. Dit gaat nu over de 1200 heen, met vooral veel nieuwe soorten in Limburg, maar ook elders als het wat op de route lag. Enkele mooie nieuwe soorten waren honingorchis, vogelnestje, gedrongen eikvaren, liggend bergvlas, rode bremraap, berghertshooi, bruinrode wespenorchis, knollathyrus, dennenwolfsklauw en herfstschroeforchis. De leukste ontdekking was wel die van draadfonteinkruid in het Voornes duin, een nieuwe plek voor deze soort die maar sporadisch wordt waargenomen in Nederland. 

Liggend bergvlas

Draadfonteinkruid
Honingorchis

Herfstschroeforchis

Uiteindelijk resulteerde het bovenstaande in een update van de volgende lijstjes:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten